Picking up the pace
the development of pacing behaviour during adolescence
How individuals distribute their effort during exercise (i.e. pacing) plays a key role in facilitating sports performance and exercise participation.
In this thesis, the author studied the development of pacing behaviour during adolescence. In a series of observational studies, the pacing behaviour of over 15,000 athletes (runners, swimmers and short-track speed skaters), aged 12-24, was studied using lap times recorded during competition.
These studies demonstrated that in general the development of pacing behaviour 1) starts in late childhood, is most prominent during adolescence and becomes more gradual towards adulthood, 2) peaks at an earlier age in girls compared to boys, and 3) results in a distribution of effort that better fits the task characteristics (task duration) and the environment (presence of competitors).
In a series of laboratory experiments, the various aspects of pacing were compared between groups of adolescents and adults performing cycling time trials. These studies revealed that the following capabilities develop during adolescence: 1) estimating the amount of effort required to compete an exercise task (e.g. estimating the time needed to complete a trial) 2) self-monitoring and adapting one’s effort expenditure during exercise (e.g. cycling at a set goal speed), and 3) using past experiences to inform one’s pacing strategy.
Given that these capabilities are still developing during adolescence, children and young adolescents have the tendency to base their effort expenditure on signals from the social environment (e.g. by watching their competitors).
The findings from this thesis offer a theoretical basis for the informed design of interventions and practical tools aimed at supporting the distribution of effort during exercise. These tools could be used not only to optimize the performance of athletes, but also to enable children and adolescents to enjoy engaging in physical activity and promote a healthy lifestyle.
Het indelen van de mate van inspanning tijdens een fysieke taak (pacing) is een belangrijke factor bij lichamelijke activiteit en sportprestaties.
Dit proefschrift heeft als doel te bestuderen hoe ons pacing gedrag zich ontwikkelt tijdens de adolescentie en om te onderzoeken welke factoren ten grondslag liggen aan deze ontwikkeling.
De studies in dit proefschrift zien dat de ontwikkeling van pacing gedrag 1) start in de laatste fase van de kindertijd, het meest prominent is tijdens de adolescentie en daarna geleidelijk afneemt, 2) op een jongere leeftijd aanvangt bij vrouwen dan bij mannen, en 3) resulteert in een indeling van de mate van inspanning die beter aansluit bij de kenmerken van de taak (zoals de duur van de activiteit) en de omgevingsfactoren (zoals concurrenten).
Verder tonen de studies de belangrijke rol van de (meta-) cognitieve functies die betrokken zijn bij: a) het beoordelen van de eisen van de taak in relatie tot de prestatiemogelijkheden van de persoon, b) het zelf-monitoren en bijstellen van de mate van inspanning tijdens de taak, en c) de vaardigheid om ervaringen uit het verleden te gebruiken in het maken van een plan van aanpak.
Aangezien deze (meta-) cognitieve functies zich ontwikkelen tijdens adolescentie, zullen kinderen en jongere adolescenten meer geneigd zijn om intuïtieve beslissingen te maken aangaande de mate van inspanning. Daarnaast zullen ze meer de neiging hebben om deze beslissingen te verifiëren aan de hand van stimuli uit de (sociale) omgeving.
De bevindingen uit dit proefschrift bieden een theoretische basis voor het ontwikkelen van interventies en praktische hulpmiddelen die gericht zijn op het ondersteunen van de mate van inspanning. Deze hulpmiddelen kunnen niet alleen waardevol zijn voor het verbeteren van sportprestatie, maar ook in meer algemene zin voor het bevorderen van plezier tijdens sport en beweging, wat kan bijdragen aan een gezonde levensstijl.