Beweegidentiteit ontwikkelen
over wensen en grenzen in de praktijk
Beweegidentiteit ontwikkelen is in het bewegingsonderwijs een opdracht die nu volop in de belangstelling staat. In het ‘Basisdocument bewegingsonderwijs voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs’ (Brouwer et al., 2012) kwam het al aan de orde in de sleutel ‘bewegen beleven’ als ‘bewegen waarderen’. In curriculum.nu wordt ‘bewegen waarderen’ een apart doeldomein genoemd naast de doeldomeinen ‘bewegen verbeteren’ en ‘samen bewegen regelen’. Het is niet nieuw. Docenten LO/ bewegingsonderwijs hebben het altijd belangrijk gevonden, en vinden het nog steeds belangrijk, dat leerlingen plezier ervaren in het bewegen en sporten en hiermee een positieve verhouding krijgen en ontwikkelen. Dit laatste woord (ontwikkelen) geeft de veranderende aandacht aan van de laatste jaren. We willen meer grip krijgen op de beweegidentiteit zodat we het kunnen ‘ontwikkelen’. De vraag is of dat mogelijk/gewenst is. Of is het grip krijgen op identiteitsontwikkeling per definitie (te?) lastig? Bij het ontwikkelen van de persoonlijke beweegidentiteit gaat het juist om de unieke persoonlijke beleving die zich moeilijk laat structureren. Lopen we niet snel tegen grenzen aan van grip krijgen op deze ontwikkeling? In dit artikel een korte verkenning van deze wensen en grenzen op basis van mijn persoonlijke ervaringen met dit onderwerp als docent in de praktijk. Dat is een praktijk met feesten en valkuilen als het gaat om identiteitsontwikkeling.
beweegidentiteitsontwikkeling