Spring naar content
Terug naar de kennisbank

De weerbare sportvereniging, bestaat die?

een mixed methods onderzoek naar de percepties van sportverenigingen en sponsorcommissies rondom het organiseren van weerbaarheid tegen crimineel weldoenerschap

Auteur(s): Kelly Out

Nederland kent een unieke sportinfrastructuur met ruim 24.000 sportverenigingen. Wekelijks komen miljoenen sporters bij elkaar om via hun vereniging een sport te beoefenen. Sportverenigingen worden dan ook gekenmerkt door hun verbindende en sociale karakter. Echter kleven er niet alleen positieve kanten aan de sport en sportverenigingen. De sport en met name sportverenigingen kennen ook duistere kanten en hebben te maken met integriteitsvraagstukken zoals grensoverschrijdend gedrag, doping, matchfixing en criminele inmenging. Uit de nationale verkenning blijkt dat één op de acht sportverenigingen te maken heeft gehad met mogelijke signalen die kunnen duiden op criminele inmenging. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om een verdacht aanbod van een sponsor of personen met connecties in het criminele circuit die de vereniging gebruiken als ontmoetingsplek. Er bestaat hiernaast nog een ander fenomeen dat verband houdt met criminele inmenging namelijk crimineel weldoenerschap. Crimineel weldoenerschap is vooral gericht op mensen met een dubieuze achtergrond die zich maatschappelijk willen inzetten voor de sportvereniging om deze financieel te ondersteunen met bijvoorbeeld zwart geld. Deze financiële ondersteuning heeft betrekking op het sponsoren van de sportvereniging.

Hoewel bestaand onderzoek zich vooral heeft gericht op de omvang van crimineel weldoenerschap en de mogelijke weerbaarheidsinstrumenten, kan er nog weinig worden gezegd over waarom sportverenigingen wel of geen weerbaarheidsinstrumenten inzetten. Het gaat hierbij om de percepties van sportverenigingen en de mogelijke overwegingen om wel of niet in zee te gaan met een sponsor. Er wordt in deze scriptie niet alleen naar de weldoener gekeken, maar naar de bredere context. Dit onderzoek is verdiepend waarbij wordt getracht om antwoord te geven op de volgende onderzoeksvraag: “Welke sportverenigingen lopen het meeste risico om te maken te krijgen met crimineel weldoenerschap en hoe kijken deze risicoverenigingen aan tegen het organiseren van weerbaarheid tegen crimineel weldoenerschap?”

Het doel van deze scriptie is om te achterhalen welke verenigingen het grootste risico lopen op inmenging van weldoeners en welke percepties spelen bij de verenigingen om wel of geen actie te ondernemen tegen crimineel weldoenerschap. Vanuit de theorie is hierbij gekeken naar resource dependency (Pfeffer & Salancik, 2003), prototype (Hogg & Terry, 2000) en beleidsvervreemding (Stevens, 2021).

Om antwoord te kunnen geven op deze vraagstelling is allereerst een secundaire analyse uitgevoerd van de enquête uit de nationale verkenning. Vanuit deze secundaire analyse is een risicoprofiel ontstaan van sportverenigingen die het meest vatbaar zijn voor crimineel weldoenerschap. Dit risicoprofiel was het startpunt voor het kwalitatieve onderzoek in de vorm van verdiepende interviews. Er is gesproken met zeven sportverenigingen die voldoen aan dit risicoprofiel.

Uit de resultaten van de secundaire analyse blijkt dat 98 sportverenigingen (n= 1370) wel eens te maken hebben gehad met een signaal van crimineel weldoenerschap. Uiteindelijk bleek dat sportverenigingen die een businessclub hebben voor sponsoren en/of spelen op het hoogste amateurniveau het meeste verband houden met signalen van crimineel weldoenerschap. Vanuit dit risicoprofiel zijn er respondenten geselecteerd voor de verdiepende interviews. Uit deze gesprekken kwamen verschillende percepties naar voren waarbij uiteindelijk een typologie is ontwikkeld van vijf prototype sportverenigingen. Deze verenigingen verschilden onderling van elkaar: waarbij de één een grote financiële afhankelijkheid kende, was er bij de andere sprake van ontkenning van crimineel weldoenerschap bij hun vereniging. Een aantal verenigingen heeft in het verleden te maken gehad met signalen van crimineel weldoenerschap. De afhankelijkheid van sponsoren en de zinloosheid van het schrijven van beleid voor dit probleem waren veel voorkomende antwoorden uit de gesprekken. Verenigingen die dit ervaarden, namen ook in mindere mate weerbaarheidsmaatregelen zoals het vierogen principe en spreiding van sponsoren. Zij benoemden dat dit niet hoeft omdat ze veel sponsoren persoonlijk kennen. Het derde theoretische concept, prototype, kwam in mindere mate terug. Daarnaast kwamen ook andere inzichten naar voren zoals verenigingen die te maken hebben gehad met eisen vanuit sponsoren waardoor de clubidentiteit en reputatie in gevaar kwam. Ook is sprake van een leereffect, waarbij verenigingen die in het verleden te maken hebben gehad met dubieuze sponsoren, waakzamer zijn voor herhaling.

Dit onderzoek geeft nieuwe inzichten in de percepties van sportverenigingen rondom het organiseren van weerbaarheid tegen crimineel weldoenerschap. Voor ieder prototype uit de typologie is een maatgerichte aanpak gerealiseerd. Echter wordt geadviseerd om deze typologie verder te onderzoeken en aan te scherpen. Ook is een verantwoordelijkheid weggelegd voor gemeente, NOC*NSF, en sportbonden. Daarnaast wordt aanbevolen de andere inzichten zoals clubidentiteit en reputatie met bijbehorende eisen vanuit sponsoren, en leereffect verder te onderzoeken.

Literatuurverwijzing: Out, K. (2023). De weerbare sportvereniging, bestaat die?: een mixed methods onderzoek naar de percepties van sportverenigingen en sponsorcommissies rondom het organiseren van weerbaarheid tegen crimineel weldoenerschap. Utrecht: Universiteit Utrecht.

Omschrijving