Hockey voor iedereen?
een mixed-methods onderzoek naar de acceptatie van lesbische, homo- en biseksuele personen onder jeugdleden van hockeyvereniging en welke rol de verenigingscontext daarin speelt
‘Hockey voor iedereen’ luidde de campagne van de Koninklijke Nederlandse Hockey Bond (KNHB) in 2017. Ook de overheid heeft actieplannen lopen om de sport meer inclusief te maken. Door middel van deze campagnes en actieplannen wordt een stap in de goede richting gezet; er is namelijk aandacht voor het onderwerp inclusie in de sport. Inclusie betreft meerdere onderwerpen, waaronder ook de acceptatie van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen en biseksuele personen (hierna LHB-personen). De vraag is dan ook: hoe staat de acceptatie van LHB-personen ervoor in de hockeysport?
Om een campagne te laten slagen, is het belangrijk om als sportbond te weten waar de schoen wringt en waar je precies op moet inzetten. De KNHB heeft dan ook een onderzoek uitgezet om in kaart te brengen hoe de homoacceptatie bij de mannentophockeyers spelend in de Hoofd-, Promotie- en Overgangsklasse ervoor staat. De resultaten hiervan waren dat de acceptatie nog altijd niet volledig is. Dit betekent dat binnen de hockeysport niet voor iedereen een veilig sportklimaat gegarandeerd is, waar juist op wordt ingezet door de overheid en de KNHB. Om de bevindingen van het onderzoek in het mannentophockey breder te bekijken, is in dit onderzoek gekeken naar de acceptatie van LHB-personen onder jeugdleden bij hockeyverenigingen. Dit is immers de nieuwe generatie, die over een aantal jaar plaatsneemt in het bestuur en commissies van verenigingen. De onderzoeksvraag die centraal staat in dit onderzoek luidt als volgt: ‘Hoe ervaren jeugdleden in de leeftijdscategorie van 16- 18 jaar de LHB-acceptatie binnen hun vereniging en hoe speelt de verenigingscontext hierbij een rol?’
De verenigingscontext wordt geschetst aan de hand van de theorieën van Bourdieu en Puwar. De theorie van Bourdieu (in Calhoun, Gerteis, Moody, Pfaff & Virk, 2012) beschrijft hoe individuen zich bewegen in verschillende posities en plekken (in dit geval binnen de hockeyvereniging) en welke ervaringen diegene meeneemt. Eenmaal binnen de vereniging krijgen individuen te maken met nieuwe kennis en ervaringen welke zij weer toepassen in hun gedrag. Puwar (2004) schetst daarbij hoe er gereageerd kan worden door huidige leden op het binnenkomen van nieuwe leden op de vereniging. Hierbij wordt de situatie ook bekeken vanuit de persoon die de ruimte (in dit geval de hockeyvereniging) nieuw betreedt. Oftewel, op basis van deze theorieën wordt gekeken hoe (LHB-) jeugdleden de verenigingscontext ervaren en hoe zij zich daarin begeven.
Om dit te onderzoeken is gebruik gemaakt van zowel een online enquête als semigestructureerde interviews. Een opvallende uitkomst uit de enquête is dat jeugdleden zichzelf als zeer accepterend tegenover LHB-personen beoordelen, wat juist bij andere vragen in de enquête wordt tegengesproken. Zo worden er nog steeds veel homograppen gemaakt in jongensteams en is het douchen met LHB-personen iets waar jeugdleden niet positief tegenover staan. Uit de interviews blijkt dat LHB-sporters hun coming-out een spannend moment vinden, aangezien ze het moeilijk vinden om in te schatten hoe er gereageerd wordt door team- en verenigingsgenoten. Dit komt doordat seksuele voorkeur een onderwerp is wat (bijna) niet besproken wordt op de hockeyvereniging. Tot slot is zowel in de enquête als bij de interviews naar voren gekomen dat er een belangrijke taak is weggelegd voor trainers/coaches om LHB-acceptatie bespreekbaar te maken.