Deelname aan categorieën van sport 2001-2020
factsheet 2022/4
Sinds 2001 beoefenen volwassen Nederlanders steeds vaker sporten waar geen anderen voor nodig zijn. Dat blijkt uit een data-analyse van het Mulier Instituut.
Sportdeelname van volwassenen: volwassenen beoefenen vooral duursporten in de openbare ruimte (18% van de volwassenen in 2016-2020), fitness, aerobics en gymnastiek (27%) en activiteiten in kleinere ruimtes, zoals yoga (8%). Van de verenigingssporten blijven de veldsporten redelijk stabiel in de tijd (10%). Zaalsporten staan over langere tijd gezien onder druk (5% in 2001-2004, 3% in 2016-2020).
Sportdeelname van jongeren: bij jongeren van 12 tot 18 jaar zijn vooral veldsporten populair (35% in 2016-2020). Op de tweede plaats staan ‘fit’-sporten zoals fitness, aerobics en gymnastiek (22%). Een grote meerderheid van de jongeren beoefent op wekelijkse basis een sport (73%).
Sportdeelname van kinderen: van de kinderen (6-11 jaar) beoefent 78 procent wekelijks een sport. Dit zijn vooral veldsporten (39%), maar ook sporten in kleine ruimtes (21%; bij kinderen vaker vechtsporten) en ‘fit’-sporten (16%; bij kinderen vooral gymnastiek). Zo’n 5 procent van de kinderen doet wekelijks aan zaal-, of duursport of zwemmen.
Over het onderzoek: voor de data-analyse is gebruik gemaakt van de grootschalige Gezondheidsenquête van het CBS. Op basis daarvan zijn de wekelijkse deelname aan diverse categorieën van sport beschreven door volwassenen tussen 2001 en 2020 en door kinderen en jongeren tussen 2016 en 2020. Dit factsheet is opgesteld met steun van het ministerie van VWS.