Spring naar content
Terug naar de kennisbank

Binnensportaccommodaties in Nederland

aanbod, gebruik en planning van sporthallen, sportzalen en gymzalen

De richtlijnen waarmee de behoefte aan ruimte voor de zaalsport wordt bepaald, zijn verouderd, sluiten niet (meer) aan op de praktijk en moeten worden herzien. Dat blijkt uit onderzoek van het Mulier Instituut, met ondersteuning van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en in samenspraak met het werkveld (NOC*NSF, VSG, KVLO en diverse sportbonden).

De huidige richtlijnen betreffen draagvlakcijfers uit de Planologische Kengetallen en gebruiksrichtlijnen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en NOC*NSF. De draagvlakcijfers stellen dat bij een bepaalde bevolkingsomvang voldoende behoefte bestaat voor een bepaald type binnensportaccommodatie. De gebruiksrichtlijnen stellen dat een minimale behoefte in uren moet zijn voor de bouw en/of exploitatie van een binnensportaccommodatie.

De bestaande draagvlakcijfers houden onvoldoende rekening met verschillen in stedelijkheid en wat die betekenen voor de behoefte aan binnensportaccommodaties. Ook wordt niet meegenomen dat door veranderingen in ons gedrag (o.a. in sportdeelname en sportvoorkeuren), demografische ontwikkelingen en sportbeleid meer sporthallen nodig zijn dan de bestaande draagvlakcijfers voorschrijven.

Een herijking van de draagvlakcijfers aan de hand van deze punten zou op zijn plaats zijn. Sporthallen in een stedelijke context moeten een draagvlak hebben van 10.000 tot 17.500 inwoners; in een minder stedelijke context is dit 6.250 tot 12.500 inwoners. Uit empirische cijfers blijkt dat bij deze draagvlakken een goede bezetting kan worden gerealiseerd. Richtlijnen voor het aantal sportzalen moeten worden losgelaten.

Bij de waarde van de bestaande gebruiksrichtlijnen worden vraagtekens geplaatst. De grondslag van deze richtlijnen ligt in de exploitatie. Voor het gebruik van (gemeentelijke) sportaccommodaties worden niet-kostendekkende tarieven gehanteerd. Een algemene richtlijn over voor het gewenste gebruik kan als gevolg niet leidend zijn. Het is zinvoller om het (potentiële) gebruik af te zetten tegen kengetallen.

Enkele belangrijke onderliggende bevindingen voor de herijking zijn:

  • Nederland kent een aanbod van ruim 1.500 sporthallen, bijna 700 sportzalen en circa 4.500 gymzalen. Sporthallen voldoen aan de afmetingseisen voor diverse zaalsporten die recent aan populariteit hebben gewonnen (zaalhockey en -voetbal) en voor zaalsporten die een ontwikkeling hebben doorgemaakt van ‘veldsport’ naar ‘zaalsport’ (handbal en korfbal).
  • Sporthallen in gemeentelijk eigendom worden gemiddeld circa 2.000 uur op jaarbasis gebruikt, sportzalen circa 1.800 uur en gymzalen circa 1.400 uur. Met name bij sporthallen is het gebruik in de wintermaanden veel hoger dan daarbuiten, omdat veel gebruikers alleen in de wintermaanden in de binnensportaccommodaties actief zijn. Hierdoor worden behoeftebepaling en exploitatie lastiger.
  • In de praktijk komen in een minder stedelijke context globaal meer dan twee keer zoveel binnensportaccommodaties voor dan in een stedelijke context, maar de bezettingsgraden zijn niet lager.

De herijking van de draagvlakcijfers kan als richtlijn worden gebruikt om een indruk te krijgen van het benodigde aantal sporthallen. Voor de planning van binnensportaccommodaties is lokaal maatwerk nodig. Bij de besluitvorming over het aanbod voor de zaalsport moeten uitgebreidere analyses worden uitgevoerd, zodat eventuele aanpassingen goed onderbouwd zijn. Beleidsmakers kunnen daarbij gebruikmaken van de cijfers over het aanbod en gebruik uit dit rapport.

Literatuurverwijzing: Schadenberg, B., Wezenberg-Hoenderkamp, K., & Hoekman, R.H.A. (2020). Binnensportaccommodaties in Nederland: aanbod, gebruik en planning van sporthallen, sportzalen en gymzalen. Utrecht: Mulier Instituut.

Fysieke exemplaren

Organisatie Plaatsingskenmerk Status
Mulier Instituut RUIM-TB-0024 Beschikbaar
Mulier Instituut BIEB-771 Wordt niet uitgeleend

Publicaties worden niet uitgeleend aan externen. Inzage op verzoek:

Mulier Instituut
tel: 030-7210220
e-mail: info@mulierinstituut.nl

Omschrijving