Buitenspelen 2020
een verkenning van het beleid in Nederland en Europa
Deze verkenning, uitgevoerd door het Mulier Instituut, biedt een overzicht van wat bekend is over buitenspelen door kinderen in Nederland (0-12 jaar) en het daarop gerichte beleid door middel van analyses van beschikbare databronnen, buitenspeelbeleid op lokaal en nationaal niveau en in andere landen.
Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van het Nationaal Sportakkoord, dat voldoende bewegen en goede beweegvaardigheid bij de jeugd wil bevorderen.
Geconstateerd wordt dat het moeilijk is om een goed totaalbeeld te krijgen over het hele land zowel wat betreft het buitenspeelgedrag van kinderen als wat betreft de beschikbare speelruimte en het gevoerde beleid. Een kerncijfer voor de hoeveelheid buitenspelen door Nederlandse kinderen van 0-12 jaar is op basis van bestaande databronnen niet te geven. Uit onderzoek blijkt wel dat buitenspelen op schoolpleinen en speelplaatsen een bijdrage kan leveren aan het voldoen aan de beweegrichtlijn.
De belangrijkste bevindingen van de verkennende studie zijn:
- Structurele aandacht voor buitenspelen in het beleid van het Rijk en gemeenten ontbreekt. Buitenspelen staat de laatste jaren onder druk. Verkeersdrukte, verstedelijking en onvoldoende speelruimte belemmeren kinderen in hun buitenspeeldrang. Bovendien zijn ouders soms huiverig om kinderen te stimuleren om buiten te spelen vanwege de verwachte risico’s. Dit terwijl veel kinderen graag buitenspelen.
- Na een opleving in beleidsaandacht door een wetsvoorstel over de wettelijke norm voor speelruimte in 2003, is het beleidsthema In het laatste decennium op landelijk niveau weer enigszins uit beeld geraakt.
- Landelijk beleid op buitenspelen is voornamelijk gericht op veilige inrichting en gebruik van formele speelruimtes via de Warenwet Attractie en Speeltoestellen. o In Nederland nemen vooral de gemeenten en enkele landelijke stichtingen het voortouw bij de ontwikkeling van lokaal speelruimtebeleid. Er zijn duidelijke verschillen in lokaal speelruimtebeleid, bijvoorbeeld of beleid gericht is op iedereen of op specifieke doelgroepen.
- In veel gemeenten neemt het beleidsthema een betrekkelijk marginale positie in en wisselt de beleidsaandacht onder meer door personeelswisselingen.
- Er is weinig inzicht in de uitvoering en effecten van beleidsmaatregelen op lokaal niveau. Over feitelijk speelruimtegebruik en gebleken effecten is te weinig bekend om een uitspraak te kunnen doen of het beleid in Nederland gericht op buitenspelen wel of niet effectief is.
- Beleidsimpulsen gericht op een afgestemd beleid, zowel landelijk als lokaal, met een integraal karakter, zoals in Finland en Engeland, lijken veelbelovend om kinderen meer te laten buitenspelen. Ervaringen van buitenlandse voorbeelden kunnen als inspiratiebron dienen voor het vormgeven van Nederlands beleid.
Aanbevolen wordt in de komende jaren te komen tot een gecoördineerde beleidsimpuls buitenspelen en tot een beleidsgerichte kennisagenda.
Fysieke exemplaren |
||
Organisatie | Plaatsingskenmerk | Status |
---|---|---|
Mulier Instituut | JEUGD-TB-010 | Beschikbaar |
Mulier Instituut | BIEB-697 | Wordt niet uitgeleend |
Publicaties worden niet uitgeleend aan externen. Inzage op verzoek:
Mulier Instituuttel: 030-7210220
e-mail: info@mulierinstituut.nl