Spring naar content
Terug naar de kennisbank

Meer bewegen

doorverwijzing naar activiteiten door eerstelijnszorgverleners

Het RIVM heeft onderzocht of en waarom huisartsen, praktijkondersteuners, jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen mensen adviseren of concreet doorverwijzen naar programma’s om meer te bewegen. Vanuit de jeugdgezondheidszorg wordt vaak aangeraden om meer te bewegen, vooral bij kinderen met overgewicht. Huisartsen doen dat in mindere mate en verwijzen vooral door wanneer het de klacht kan verhelpen waarvoor mensen op het spreekuur komen. Bewegen blijkt echter niet in alle richtlijnen voor leefstijl-gerelateerde aandoeningen te zijn opgenomen. Dit is wel het geval bij bijvoorbeeld problemen met het bewegingsapparaat, zoals aan schouder en knie, bij chronische klachten aan het zenuwstelsel en bij chronische luchtwegaandoeningen.

De belangrijkste redenen waarom artsen niet doorverwijzen zijn een beperkte motivatie van patiënten om meer te bewegen, de financiële situatie van de patiënt, gebrek aan tijd tijdens het consult, en wanneer grotere/belangrijkere problemen voorrang hebben.

Huisartsen geven zelden preventief advies om meer te bewegen, dus om gezondheidsproblemen te voorkomen. Dit is in lijn met de kerntaken van de huisarts, waar primaire preventie geen onderdeel van uitmaakt. Preventieve zorg voor patiënten met beginnende gezondheidsklachten of om complicaties te voorkómen is wel onderdeel van deze kerntaken. Resultaten van dit onderzoek bevestigen dit: huisartsen geven vooral beweegadvies als het gerelateerd is aan de gezondheidsklacht.

Huis- en jeugdartsen kunnen mensen op verschillende manieren doorverwijzen naar een bewegingsactiviteit. Dit kan zijn naar bewegen zonder begeleiding zoals wandelen of hardlopen, naar het reguliere beweegaanbod, zoals een sportschool, naar een fysiotherapeut, of naar beweegactiviteiten die de huisartsenpraktijk zelf organiseert, zoals wandelen met patiënten. Ook kan een ‘beweegmakelaar’ zoals een buurtsportcoach worden ingeschakeld, die helpt om een passende activiteit te vinden, of worden doorverwezen naar een ‘gecombineerde leefstijlinterventie’ waarbij bijvoorbeeld ook over voeding wordt geadviseerd.

Het belang van preventie in de zorg wordt de laatste jaren steeds meer erkend, ook in beleid. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van VWS.

Literatuurverwijzing: Schurink-van 't Klooster, T.M., Loyen, A., & Proper, K. (2019). Meer bewegen: doorverwijzing naar activiteiten door eerstelijnszorgverleners. Bilthoven: RIVM.

Omschrijving