Verschillen in sportdeelname tussen gemeenten
Dit rapport onderzoekt de verschillen in sportdeelname tussen de gemeenten. Hoe groot zijn de verschillen en hoe zijn de verschillen te verklaren? De focus ligt daarbij op de samenstelling van de bevolking en de deelname aan sporttakken waar de gemeenten zich met hun beleid doorgaans op richten. Daarnaast wordt er aandacht besteed aan de uitgaven aan sport in een gemeente. Enkele bevindingen zijn
- In de meeste Nederlandse gemeenten sport iets meer dan de helft van de inwoners elke week, maar bij sommige gemeenten is dat een stuk minder.
- De bevolkingssamenstelling bepaalt hoe sportief een gemeente is: in gemeenten met hoog opgeleide, jonge en gezonde inwoners is de sportdeelname het hoogst.
- In het algemeen sporten meer kinderen dan volwassenen. De leeftijdsopbouw van een gemeente is daarom bepalend voor de sportdeelname.
- Nog belangrijker is het opleidingsniveau in een gemeente: waar het opleidingsniveau hoog is, neemt het aantal sporters in een gemeente toe.
- Als een gemeente relatief veel inwoners heeft met een beperking en een niet-westerse achtergrond, dan blijft de sportdeelname achter.
De dominantie van deze kenmerken beperkt in sterke mate de mogelijkheden voor de gemeenten om de sportdeelname te beïnvloeden. Een groot deel van de wekelijkse sportdeelname, zoals fitness, wandelen, fietsen en hardlopen, vindt daarbij niet in door gemeenten gesubsidieerde voorzieningen plaats. Gemeenten kunnen de sportdeelname wel bijsturen door het sportaanbod af te stemmen op de bevolkingssamenstelling of de behoefte, en door gerichte stimulering van specifieke groepen, zoals kinderen die in armoede opgroeien.