Spring naar content
Terug naar de kennisbank

Zwemvaardigheid 2016

factsheet 2017/18

Een goede zwemvaardigheid draagt bij aan de zwemveiligheid van een kind. De verantwoordelijkheid om kinderen te leren zwemmen ligt primair bij de ouders. Het is geen verplichting vanuit de overheid. Wel voeren gemeenten beleid, via vangnetregelingen of het faciliteren van schoolzwemmen, om de zwemvaardigheid te stimuleren. Sinds 2012 vragen het SCP en CBS kinderen van 6-16 jaar tweejaarlijks naar hun diploma’s. In deze factsheet presenteren de onderzoekers de cijfers van 2016 en maken ze een vergelijking met eerdere jaren. De publicatie maakt onderdeel uit van het project NL Zwemveilig. In 2016 heeft 3 procent van de 11-16-jarigen geen zwemdiploma. Kinderen van ouders met een laag inkomen of met een niet-westerse herkomst hebben minder vaak een diploma of alleen het A-diploma dan kinderen van ouders met een hoger inkomen of kinderen van Nederlandse komaf. Dat kinderen uit de G4 ook minder vaak een diploma hebben, komt doordat daar meer mensen wonen met een lager inkomen of van niet-westerse komaf. Schoolzwemmen speelt in de G4 een rol van betekenis. Vooral kinderen met een niet westerse migrantenafkomst of uit een gezin met een lager inkomen halen het A-diploma uitsluitend via het schoolzwemmen.

Literatuurverwijzing: Floor, C., Tiessen-Raaphorst, A., Pulles, I., & Postma, T. (2017). Zwemvaardigheid 2016: factsheet 2017/18. Utrecht: Mulier Instituut.

Omschrijving