Schoolzwemmen 2016
betrokkenheid van scholen en gemeenten en lokale vormgeving
Het doel van dit onderzoek is om inzicht te krijgen in de huidige stand van zaken in het schoolzwemmen en om zicht te krijgen op de wijze waarop schoolzwemmen lokaal vorm krijgt, primair in de ‘G4’, maar ook daarbuiten. Voor het onderzoek zijn bij scholen en gemeenten enquêtes afgenomen. In aanvulling daarop heeft bij de ‘G4’ (documentanalyse, vraaggesprekken) en bij vijf andere gemeenten (telefonische interviews) verdiepend onderzoek plaatsgevonden. Het diplomabezit in Nederland is niet afgenomen toen het schoolzwemmen werd afgeschaft. Sterker nog, het diplomabezit is toegenomen. Tegelijk kan worden vastgesteld dat kinderen die niet in Nederland zijn geboren of waarvan de ouders niet in Nederland waren geboren, alsmede kinderen die opgroeien in gezinnen met weinig financiële armslag, achterblijven in zwemvaardigheid en voor het zwemvaardig zijn meer afhankelijk zijn van het schoolzwemmen (Breedveld et al., 2015). Om die reden blijven de grotere gemeenten investeren in schoolzwemmen. Feitelijk doet zich binnen iedere gemeente de vraag voor of een ‘vangnetregeling’ niet op zijn plaats is, en hoe die regeling het beste kan worden vormgegeven. Ouders blijven eindverantwoordelijk voor het leren zwemmen van hun kinderen, maar scholen, kinderopvangorganisaties, gemeenten, en zwembaden,-scholen en -verenigingen spelen daar wel een belangrijke rol in. Goede lokale afspraken over die rollen, aanhakend bij de kracht van de diverse betrokken partijen, zijn daarbij essentieel.
Fysieke exemplaren |
||
Organisatie | Plaatsingskenmerk | Status |
---|---|---|
Mulier Instituut | ONDE-TB-0009 | Beschikbaar |
Mulier Instituut | BIEB-501 | Wordt niet uitgeleend |
Publicaties worden niet uitgeleend aan externen. Inzage op verzoek:
Mulier Instituuttel: 030-7210220
e-mail: info@mulierinstituut.nl