Self-theories in sport
als je gelooft dat je je kunt verbeteren in sport, verbeter je dan ook meer?, de effecten van self-theories op doelen, motivatie, informatiekeuze en prestatie in de sportcontext
Het doel van deze studie is om na te gaan of de door Dweck (1999) gevonden effecten van self-theories op doelen, motivatie, informatiekeuze en prestatie in de context van intelligentie te generaliseren zijn naar de context van sport. Er zijn hiertoe twee deelonderzoeken verricht. Het eerste deelonderzoek is uitgevoerd bij voetbalclubs en telt 112 deelnemers. Middels een vragenlijst is gekeken of de self-theories verschillen in de context van sport en intelligentie. De resultaten bevestigen dat men in de context van sport een sterkere incremental oriëntatie heeft dan in de context van intelligentie. Ook blijkt dat men in de context van sport een zwakkere entity overtuiging heeft dan in de context van intelligentie. Het tweede deelonderzoek telt 78 deelnemers en is uitgevoerd op een middelbare school bij 11-14 jarigen. Middels een experiment met een miktaak is nagegaan wat het effect van self-theories is op doelen, motivatie, informatiekeuze en prestatie. Er is getracht een entity, incremental en controle groep te creëren door de deelnemers een tekst te laten lezen en feedback te geven. De manipulatie was effectief. De afhankelijke variabelen: doelen (doelkeuze en doeloriëntatie), motivatie, informatiekeuze en prestatiescore verschilden echter niet tussen de groepen. Deze bevindingen kunnen mogelijk verklaard worden door de resultaten van deelstudie 1: waaruit blijkt dat men in sport meer incremental georiënteerd is dan in de context van intelligentie. Hierdoor kunnen de entity, incremental en controle groep in de context van sport, ondanks de manipulatie, een incremental overtuiging aanhangen waardoor het effect van groep uitblijft.