Antieke atletiek
over kostbare prijzen en waardevolle eer
In de klassieke oudheid maakten sportwedstrijden altijd deel uit van een festival ter ere van een god of godin. Religie was dus onlosmakelijk verbonden met de spelen die gehouden werden. Vier spelen werden gezien als “extra bijzonder”, of “extra gewijd” – de Olympische, Pythische, Isthmische, en Nemeïsche Spelen, die gezamenlijk de zogeheten “periodos” vormden. De winnaars kregen bij deze wedstrijden eerprijzen, waaronder een lauwerkrans. Daarnaast waren er talloze “minder gewijde” spelen, waarvan de Atheense Panathenaeën het bekendst waren – bij spelen als deze kregen de winnaars geen krans, maar prijzen van materiële waarde. In deze scriptie nuanceert de auteur dit heersende zwart-wit beeld. Bij de vier gewijde spelen kregen de winnaars namelijk zeker ook prijzen van materiële waarde, en bij de “minder gewijde” spelen kregen de winnaars wel degelijk ook eerprijzen. Kunnen we aan de hand van de prijzen die uitgereikt werden wel concluderen dat de spelen uit de periodos als extra gewijd werden gezien?