Motieven
Dit langdurig onderzoek bij 500 Engelse kinderen en adolescenten geeft inzicht in de motieven om niet te sporten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het Ecological Model of Physical Activity. Met dit model kan onderscheid in motieven worden gemaakt op basis van leeftijd en gewicht.
Uit het onderzoek komt naar voren dat kinderen en adolescenten verschillende belemmeringen ervaren om deel te nemen aan sport. Sportaanbod zou daarom specifiek afgestemd moeten worden op verschillende leeftijdsgroepen. Het is onwaarschijnlijk dat hetzelfde sportaanbod past bij 9-jarige en 12-jarige kinderen. Interventies die sportdeelname bij de jeugd willen verhogen, moeten zoveel mogelijk rekening houden met de verschillende aspecten uit het eerder genoemde Ecological Model of Physical Activity. Dit model hanteert een indeling in vier aspecten:
- persoonlijke factoren, zoals individuele opvattingen, kennis, vaardigheden, leeftijd
- sociale omgeving, zoals relaties, cultuur, gemeenschap
- fysieke omgeving en
- beleid, zoals regels.
Belemmeringen bij 9-jarigen bleken vaak te liggen bij de afwezigheid van geschikte verenigingen en bij de fysieke omgeving (afstand). Dit laatste vereist weer betrokkenheid van ouders voor vervoer, geld en toestemming. Bij 12-jarigen waren de redenen persoonlijker van aard (saai) of hadden betrekking op de sociale omgeving (mijn vrienden gaan niet). In de vroege adolescentie worden kinderen zich meer bewust van wat vrienden van hun denken en hebben ze de behoefte om zich geaccepteerd en ‘hetzelfde’ te voelen. Geaccepteerd worden door ‘gelijke’ en kwaliteit van vriendschap zijn twee belangrijke aspecten die gekoppeld zijn aan toegenomen verbondenheid met sport en meer plezier, aldus de onderzoekers.
Ook in Nederland zijn deze bevindingen herkenbaar. Kenniscentrum Sport vroeg samen met NOC*NSF verschillende mensen die in de praktijk succesvol zijn in jongeren binden en behouden bij sport naar hun bevindingen. Ruimte voor gezelligheid, een goede sfeer creëren in het team en tegengaan van pesten en voortrekkerij werden door hen vaak genoemd.
Goed voorbeeld Leidsche en Oegstgeester Hockey ClubDe Leidsche en Oegstgeester Hockey Club (LOHC) besteed volop aandacht aan gezelligheid, veiligheid en verbinding om jongerenleden aan zich te binden. ‘LOHC is een echte familieclub’, vertelt René Coenen, bestuurslid Junioren. ‘Van de jongeren die hier hockeyen, spelen veel ouders bij de veteranen of de trimmers en zijn er veel actief als vrijwilliger. De betrokkenheid van familie en vrienden bij wedstrijden is groot. Hockey staat centraal, maar als club organiseren we ook allerlei andere activiteiten en faciliteren we initiatieven van onze leden. Bij LOHC is altijd wat te doen en als je hier komt, zijn er altijd mensen die je kent. Mijn eigen zoon speelt voetbal, maar na zijn wedstrijden komt hij vaak alleen of met vrienden naar LOHC. Gewoon vanwege de gezellige en familiaire sfeer. In het grote gezellige clubhuis is het vaak een drukte van belang.’ Lees meer over de aanpak van de Leidsche en Oegstgeester Hockey Club. |
In het onderzoek ‘Can’t play, won’t play’ wordt ook benoemd dat het belangrijk is om voor en tijdens de activiteiten de inbreng te vragen van kinderen en adolescenten zelf. Tussen kinderen met een normaal gewicht en overgewicht, bleek geen verschil te zitten in de ervaren belemmeringen. Ook voor jongens en meisjes jonger dan 10 jaar kwamen de belemmeringen overeen. Wel wordt verondersteld dat er verschillen zitten in sportparticipatie van jeugd met een lage sociaal economische status en andere culturele achtergrond.
Lees meer:
- Wat motiveert jongeren
- Effecten van sporten en bewegen
- Feiten en cijfers rondom sportdeelname en clublidmaatschap
Bron: Basterfield L, Gardner L, Reilly JK, et al. Can’t play, won’t play: longitudinal changes in perceived barriers to participation in sports clubs across the child– adolescent transition BMJ Open Sport Exerc Med 2016;2:e000079. doi:10.1136/bmjsem-2015- 000079.