Ouderbetrokkenheid en fysiek actieve kinderen
project FitSaam
Achtergrond: Jeugd moet gemotiveerd worden om meer te bewegen gezien de gunstige invloeden die bewegen heeft op de lichamelijke en cognitieve ontwikkeling. Eerder is aangetoond dat hierbij een rol weggelegd is voor de ouders. Het vergroten van ouderbetrokkenheid zou een mogelijkheid zijn om kinderen meer te laten bewegen. Het doel van dit onderzoek was dan ook om te bepalen of een grotere ouderbetrokkenheid tot fysiek actievere kinderen leidt en of/hoe een grotere ouderbetrokkenheid bereikt kan worden.
Methode: De deelnemers aan deze studie waren kinderen van 8-9 jaar die in groep vijf van basisschool ’t Palet in de Schilderswijk in Den Haag zaten en hun ouders. In de ene groep 5 werd een drie maanden durende interventie geïmplementeerd. Voor en na de interventieperiode werd het stadium van bereidheid tot verandering bij de ouders door middel van een vragenlijst bepaald en het beweeggedrag bij hun kinderen door middel van een stappenteller. Tegelijkertijd werden in de tweede groep 5 van basisschool ’t Palet dezelfde uitkomstvariabelen gemeten zonder de interventie. In totaal was er volledige data beschikbaar van 27 deelnemers, 15 ouders en kinderen (88%) in de interventiegroep en 12 (67%) in de controlegroep.
Resultaten: Gebaseerd op de odds ratio, kon bij de eerste nameting gezegd worden dat de kans dat een ouder een progressie maakte in het veranderingsstadium 9.62 keer hoger was als deze had deelgenomen aan de interventie, dan wanneer dit niet het geval was. Ook bij de tweede nameting (twee maanden na de interventie) bleef er een significant verschil tussen de interventiegroep en de controlegroep bestaan voor wat de gedragscategorie betreft (χ² (3) = 8.34, p < .05). Kijkend naar de odds ratio, hadden ouders die deelgenomen hadden aan de interventie 5,70 keer meer kans op een progressie in het veranderingsstadium, dan ouders die niet hadden deelgenomen. Het beweeggedrag van de kinderen veranderde niet significant op de drie meetmomenten voor wat betreft de interventiegroep, χ² (2) = 4.93, p > .05. Bij de controlegroep veranderde het beweeggedrag echter wel significant gedurende deze periode, χ² (2) = 9.50, p < .05. Het beweeggedrag van de kinderen in de controlegroep is in de tijd significant afgenomen. Het aantal stappen van de kinderen werd niet significant beïnvloed door de gedragscategorie waarin de ouders zich bevonden, H (2) = 4.91, p > .05.
Conclusie: Deze studie suggereert dat een interventie gericht op grotere ouderbetrokkenheid leidt tot fysiek actievere kinderen. Verder is aangetoond dat een aanpak gericht op ouders en kinderen samen, gecombineerd met motivational interviewing geschikt is voor het vergroten van ouderbetrokkenheid.