Naar sportieve concurrentie
een analyse van de naleving van de gedragsregels uit de Wet Markt en Overheid door gemeenten bij de exploitatie van gemeentelijke sportaccommodaties
In Nederland exploiteren vrijwel alle gemeenten sportaccommodaties. Er kan sprake zijn van oneerlijke concurrentie indien een private ondernemer moet concurreren met een gemeente die de exploitatie van sportaccommodaties subsidieert met publieke middelen. Om oneerlijke concurrentie tussen overheden en private ondernemingen te voorkomen, is sinds 1 juli 2012 de Wet Markt en Overheid (Wet MenO) van kracht. Op grond van de Wet MenO zijn gemeenten verplicht om ten minste de integrale kosten van de exploitatie van sportaccommodaties in hun tarieven door te berekenen. Ook is het niet toegestaan dat gemeenten hun eigen overheidsbedrijven bevoordelen. In de Wet MenO is een overgangstermijn opgenomen voor bestaande economische activiteiten. Dat zijn economische activiteiten die al plaatsvonden vóór 1 juli 2012. Voor deze activiteiten geldt een overgangsperiode tot 1 juli 2014. Vooruitlopend op het verstrijken van de overgangstermijn heeft ACM onderzocht in hoeverre de huidige situatie bij gemeenten in overeenstemming is met de gedragsregels. Hiervoor heeft ACM aan 35 gemeenten gevraagd of zij de integrale kosten doorberekenen en of zij financiële relaties onderhouden met overheidsbedrijven die sportaccommodaties exploiteren. Daarnaast is aan deze gemeenten de vraag voorgelegd of de exploitatie van sportaccommodaties plaatsvindt in het algemeen belang en zo ja, of dit algemeen belang bij besluit is vastgesteld. De resultaten van het onderzoek worden in deze publicatie gepresenteerd.