Spring naar content
Terug naar de kennisbank

Sport mag steviger partner zijn in gemeentelijke transformatie

Nu de transitie van overheidstaken naar gemeenten een feit is, komt er tijd en ruimte voor inhoudelijke transformatie. Staatssecretaris van Rijn schrijft in zijn vernieuwingsagenda dat voor opvoeden een ‘pedagogische civil society’ nodig is. Deze basis is zeer herkenbaar voor de sport. Met zijn hoge participatiegraad, groeiende omgevingsgerichtheid, veilige en beschermde ontmoetingsplek en levendig netwerk mag sport zonder twijfel nog veel sterker benut worden als krachtige partner in de gemeentelijke transformatie.

De transities in het sociale domein waarvan sport onderdeel uitmaakt, hebben sport en bewegen als katalysator omarmd bij thema’s als gezondheid, preventie, leefbaarheid, integratie en wijkaanpak. De sport speelt haar partij mee, ondanks het feit dat jeugdzorg en sport binnen gemeenten vaak betrekkelijk gescheiden circuits zijn. Nu de regie over het jeugdstelsel bij de gemeente ligt, zoeken gemeenten naar kansen en mogelijkheden die de sport en beweging biedt. Immers, hoe meer kinderen kunnen sporten, hoe beter de preventieve functie van sport werkt.

Pedagogische civil society

Van Rijn noemt sport in zijn beleidsbrief aan de Tweede Kamer een voorziening die bijdraagt aan de opvoeding van kinderen, een plek met een potentieel sterke pedagogische basis: “Algemene jeugdvoorzieningen zoals de kinderopvang, de jeugdgezondheidszorg, huisartsen, scholen, sportclubs, buurthuizen, jongerenwerk en vrijwillige inzet dragen bij aan een positief opgroei- en opvoedklimaat in buurten en wijken, een klimaat waarin kinderen en jongeren kunnen gedijen en zich positief kunnen ontwikkelen. Buren, familieleden en docenten maken deel uit van deze zogenoemde pedagogische civil society, maar ook pedagogisch medewerkers, sporttrainers en jongerenwerkers. Door hun pedagogische deskundigheid te vergroten, wordt voorkomen dat alledaagse opgroei- en opvoedvragen uitgroeien tot ernstige problemen.

Hoge participatiegraad

Wat kan beter bijdragen aan de opvoeding van kinderen dan de plaats waar 80% van de basisschoolkinderen en bijna 70% van de jeugd van 12 tot 17 jaar (Mulier Instituut, 2013) een deel van de vrije tijd doorbrengt? En niet alleen kinderen; ook hun ouders staan dikwijls langs de lijn en zijn betrokken bij hand-en-spandiensten voor de vereniging. Kortom, zij maken deel uit van de pedagogische civil society zoals hoogleraar pedagogiek Micha de Winter het bedoeld heeft (2013).

Groeiende omgevingsgerichtheid

De sport heeft de afgelopen jaren geanticipeerd op de transformatie en dit is zichtbaar in concepten als de Open Clubs van NOC*NSF, Sportplus van Rotterdam Sportsupport of de Sportdorpen zoals die in de krimpregio’s in Groningen, Friesland en Drenthe vorm krijgen. Op allerlei plekken in het land zijn concepten ontstaan waarbij sportverenigingen zich meer open stellen, partnerschappen in de wijk aangaan en nieuwe doelgroepen aan zich binden. Daarbij kiezen verenigingen niet alleen voor een open opstelling naar buiten. Ook binnen de vereniging zoeken zij naar betere verbindingen met hun leden en nauwere aansluiting bij wat onder de leden leeft. Een thema als veilig sporten is bij veel verenigingen een hot issue en er is steeds meer aanbod voor kinderen die een extra steuntje in de rug kunnen gebruiken.

Veilige en beschermde ontmoetingsplek

De grootste bijdrage van de sport voor kinderen en hun ouders of opvoeders, is het bieden van een veilige, sportieve ontmoetingsplek in de buurt, bereikbaar en toegankelijk voor kinderen. Het clubhuis is de ontmoetingsplek waar kijken naar sport, het verenigingsleven en de binding met de club worden ‘gevierd’ en bevestigd. Voor kinderen en vaak ook hun ouders is het fijn om onderdeel te zijn van een gemeenschap, iemand te zijn en gezien te worden door leeftijdsgenoten, trainers en clubgenoten. NOC*NSF geeft in opdracht van VWS vorm aan het actieplan ‘Naar een veiliger sportklimaat’. 25.000 Trainers, coaches en jeugdleiders zijn opgeleid in pedagogische vaardigheden, hebben aandacht voor ongewenst gedrag en betrekken ouders bij hun rol in het sportplezier van hun kinderen. Het is belangrijk dat de gemeenten deze infrastructuur in stand houden, dat zij blijven investeren in accommodaties en dat zij de vrijwillige inzet van veel mensen binnen de verenigingen stimuleren en waarderen.

Levendig netwerk

De leden van sportverenigingen vormen netwerken waarvan de betekenis verder reikt dan de sport. Relaties komen op de vereniging tot stand, vacatures worden via het netwerk vervuld, lotgenoten steunen elkaar, en je leert er voor het leven. Het is daarom ook zo belangrijk dat iedereen mee kan doen.

Integrale benadering

Natuurlijk is de weerbarstige werkelijkheid genuanceerder en hebben sommige verenigingen ondersteuning nodig om hun maatschappelijke waarde te versterken. Niet alle sportverenigingen zijn flexibel en dynamisch genoeg om zich te verbinden met de ontwikkelingen in hun omgeving. Daarbij heeft de sportvereniging voor relatieve nieuwkomers en mensen met een smalle beurs een drempel. Ook is duidelijk dat sportverenigingen niet vanzelfsprekend de verbinding met onbekende mensen aangaan. Dit geldt voor veel verenigingen in de achterstandswijken.

Op plaatsen waar sportverenigingen onvoldoende in staat zijn de lagere sociaal economische groepen te boeien en binden, is ondersteuning nodig van buurtsportcoaches, combinatiefunctionarissen en beweegmakelaars. Zij werken geregeld samen met het Jeugdsportfonds, de Cruijff Courts en de Krajicek Playgrounds en zorgen voor toeleiding naar de sportvereniging en voor extra aanbod. Zij organiseren vaak samen met de jeugd een uitnodigend sportaanbod in de wijk, zoals straatsporten. Een aanbod in plaats van dat van de sportvereniging of als toeleiding naar de vereniging.

Bij verenigingen in achterstandswijken blijft het aantal jeugdleden achter. Om jeugddeelname te stimuleren, is een meer integrale benadering in de wijk noodzakelijk. Een voorbeeld van een integrale benadering is de JOGG-aanpak (Jongeren Op Gezond Gewicht). Die brengt in veel wijken het gesprek over leefstijl op gang, waardoor grote betrokkenheid van verschillende partijen de sportdeelname via de vereniging tot rond de 80% kan laten oplopen. Dat vraagt om extra inspanning en stimulans. Buurtsportverenigingen, sportinstuiven of Sportimpulsprojecten en de begeleiding van de buurtsportcoach helpen de gemeente bij een aanpak die de verschillen tussen de deelnemende groepen minder groot maakt.

Maatwerk voor jeugd in de knel

Hoe de deelname aan sport een beter perspectief kan bieden aan jongeren die in de knel zitten of met justitie in aanraking zijn geweest, wordt momenteel onderzocht door Wageningen Universiteit. Samen met Kenniscentrum Sport (voorheen NISB) en Rotterdam Sportsupport kijken de onderzoekers hoe de sportomgeving bijdraagt aan een verbeterd perspectief van jongeren uit de jeugdzorg. De transitie geeft gemeenten de mogelijkheid de samenwerking tussen sport en jeugdzorg te stimuleren door de beide domeinen met elkaar te verbinden. Samenwerking met de sociale wijkteams kan de sportvereniging helpen met suggesties voor het begeleiden van jongeren die een steuntje in de rug kunnen gebruiken. Dergelijke samenwerking biedt niet alleen kansen; ze vraagt ook om jeugdhulpverleners en sportambtenaren die de weg naar de sportvereniging weten te vinden en die de sportvereniging daadwerkelijk gaan versterken met hun advies en daadkracht: It takes a village to raise a child!

Auteur: dr. Marian ter Haar, stafmedewerker kwaliteit bij Kenniscentrum Sport (voorheen NISB)

Meer informatie:

Literatuurverwijzing: Haar, M. ter, & Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) (2015). Sport mag steviger partner zijn in gemeentelijke transformatie.

Omschrijving