Spring naar content
Terug naar de kennisbank

Samenvatting en duiding van hoofdstuk 3: Sportbeleid

SCP-publicatie Rapportage Sport 2014

In dit artikel haken inhoudsexperts van het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) in op de inhoud van het gelijknamige hoofdstuk uit de SCP-publicatie Rapportage Sport 2014. Zij vatten samen en plaatsen dit in het perspectief van al bestaande ontwikkelingen en kennisgebieden.

Het landelijke sportbeleid in Nederland heeft in de periode 2008-­2012 een enerverende periode doorgemaakt? twee kabinetswisselingen, het opkomen en loslaten van het Olympisch plan 2028 en natuurlijk de economische recessie. Deze, maar ook andere landelijke beleidsontwikkelingen, hebben hun invloed gehad op lokale sport en beweegbeleid van gemeenten. Wat is deze invloed? Wat zien we afgelopen jaren op landelijk niveau gebeuren ten aanzien van sport en beweegstimulering? Wat is daarin de rode draad? Hoe heeft dat zijn weerslag op het actuele sport­ en beweegbeleid van gemeenten?

Landelijke sportstimuleringsprogramma’s van 2008-2014

Het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen (NASB) bood van 2008 tot half 2014 (financiële) ondersteuning aan gemeenten en interventie­-eigenaren om doelgroepen met de grootste gezondheidsachterstanden in beweging te brengen en te houden. Daarnaast werden combinatiefunctionarissen geïntroduceerd, die moeten zorgen voor een betere verbinding tussen school en sport. Verder is van 2008 tot 2012 gewerkt aan de ontwikkeling en implementatie van de BeweegKuur? een gecombineerde leefstijlinterventie voor mensen met een verhoogd risico op diabetes. Het oorspronkelijke doel, opname van deze gecombineerde leefstijlinterventie in de basisverzekering, is uiteindelijk niet behaald.

Het huidige programma Sport en Bewegen in de Buurt (SBB) biedt gemeenten de mogelijkheid om buurtsportcoaches aan te stellen. Buurtsportcoaches richten zich, breder dan combinatiefunctionarissen, niet alleen op de verbinding tussen sport en onderwijs, maar ook op de verbinding met bijvoorbeeld de sectoren zorg en werk (zie figuur 1). Inmiddels zijn er in bijna alle 393 Nederlandse gemeenten buurtsportcoaches. Verder zijn er in de periode 2012­-2016 impulsgelden (Sportimpuls) beschikbaar voor lokale sport­- en beweegaanbieders om activiteiten op te zetten om meer mensen langdurig te laten sporten en bewegen. Hierbij zijn extra middelen beschikbaar voor kinderen met overgewicht en jongeren in lage inkomensbuurten.

 

Accentverschuivingen SBB

SBB bouwt voort op een aantal eerder genoemde landelijke sportstimuleringsregelingen, maar verschuift een aantal accenten. De belangrijkste onderwerpen zijn daarbij:

  • De rode draad: intersectorale samenwerking
    Dat intersectorale samenwerking de afgelopen jaren een steeds belangrijker thema is geworden, blijkt bijvoorbeeld uit de verschuivende rol van de combinatiefunctionarissen. Oorspronkelijk zorgden deze voor de verbinding tussen onderwijs en sport. Deze functie is later verbreed naar buursportcoaches die vanuit sport ook met andere sectoren, zoals de zorg, welzijn en werk de verbinding leggen. Verder heeft de BeweegKuur een belangrijke impuls gegeven aan de intersectorale samenwerking tussen zorg, welzijn, sport en bewegen. Ook binnen de sportimpulsregeling is intersectorale samenwerking een belangrijk criterium bij het toekennen van eventuele subsidiegelden aan projecten. Kortom, het sport-­ en beweegbeleid is er steeds meer op gericht om sport en bewegen als middel in te zetten vanuit een integrale samenwerking met andere sectoren.
     
  • Voortschrijdend inzicht: inzetten op wat werkt
    Kenmerkend voor het SBB-­programma is de inzet op ‘wat werkt’. Waar in de periode 2008­-2012 nieuwe interventies werden ontwikkeld (bijvoorbeeld NASB, Meedoen Alle Jeugd door Sport, Proeftuinen, BeweegKuur) richt SBB zich op het lokaal uitrollen van deze eerder ontwikkelde aanpakken. Dus niet het wiel opnieuw uitvinden, maar gebruik maken van bestaande kennis. Naast het feit dat inzetten op wat werkt vanuit het landelijke beleid gestimuleerd wordt, is er ook vanuit gemeenten een beweging gaande waarbij steeds meer behoefte is aan inzicht in de effecten van sport en beweeginterventies. Deze ontwikkeling wordt voornamelijk ingegeven door een economisch perspectief, want bij schaarste is het noodzaak om middelen zo effectief mogelijk in te zetten.
     
  • Verschuiven van focus: lokale kracht en eigen verantwoordelijkheid
    Termen als ‘zelfredzaamheid’ en ‘eigen verantwoordelijkheid’ zijn de afgelopen jaren een steeds grotere rol gaan spelen. Uitgaan van de lokale kracht, decentraliseren van verantwoordelijkheden en sturen op een participatiesamenleving kenmerkt de laatste jaren het landelijke beleid. In de decentralisaties in het sociaal domein is dit sterk terug te zien, maar bijvoorbeeld ook in de keuze om de Sportimpulsgelden aan te laten vragen door lokale sport-­ en beweegaanbieders. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld gemeenten of overkoepelende partijen. Daarnaast is het stimuleren van publiek private samenwerking (PPS) een belangrijke pijler in bijvoorbeeld SBB en Jongeren Op Gezond Gewicht (JOGG). Het stimuleren van PPS is een manier om ook (markt)partijen een maatschappelijke verantwoordelijkheid te laten nemen.

Economische recessie

Naast politieke ontwikkelingen kenmerkt de periode 2008­-2012 zich ook door economische recessie. In tegenstelling tot bijvoorbeeld cultuurbeleid blijft het landelijke sportbeleid gevrijwaard van grote bezuinigingsoperaties. Gemeenten bezuinigen wel fors op het sport-­ en beweegbeleid, waarbij vooral accommodaties worden genoemd.

Lokaal sportbeleid anno 2015

Hoewel er verschuivingen plaatsvinden, vormen accommodaties nog steeds de grootste kostenpost binnen de sportbegroting van gemeenten. Het effect van de economische crisis is dan ook dat gemeenten kritisch kijken naar accommodaties. Daarbij wordt vooral gekeken naar het effectiever benutten van accommodaties, zonder daarbij de sportparticipatie van burgers te verlagen.

Daarnaast valt op dat anno 2015 gemeentelijk sportbeleid meer en meer integreert met andere beleidsterreinen en sport­ en bewegen steeds meer als middel ingezet wordt om maatschappelijke doelstellingen te behalen. De grootste uitdaging waar gemeenten, breder dan sport, op dit moment voor staan zijn de decentralisaties in het sociaal domein. Hoewel de sport-­ en beweegsector niet in het hart van de decentralisaties zit, zetten gemeenten steeds vaker sport en bewegen in om de participatie van kwetsbare groepen te stimuleren.

Het gaat wat ver om te stellen dat landelijke sport­en beweegstimuleringsprogramma’s de weg hebben geplaveid om nu vanuit de sport­ en beweegsector deze maatschappelijke rol te kunnen pakken. Maar de aandacht voor intersectorale samenwerking, inzetten op wat werkt en de focus op lokale kracht heeft er zeker aan bijgedragen dat er op lokaal niveau op dit moment veel goede voorbeelden ontstaan van hoe de sport­- en beweegsector haar maatschappelijke rol pakt.

Auteurs

Geeske van Asperen 
Toine van de Wert

info@kenniscentrumsportenbewegen.nl

Literatuurverwijzing: Asperen, G. van, & Wert, T. van der (2015). Samenvatting en duiding van hoofdstuk 3: Sportbeleid: SCP-publicatie Rapportage Sport 2014. Ede: Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB).

Omschrijving