Spring naar content
Terug naar de kennisbank

Gemeenten aan zet voor een beweegvriendelijke omgeving

Hoe realiseer je een beweegvriendelijke omgeving? Experts uit de werelden van ruimtelijke ordening, sport en beweging zaten om tafel en stelden vier adviezen op. Kort samengevat: betrek alle belanghebbenden vanaf de start, geef bewoners, creativiteit en innovatie de ruimte en richt met het oog op de toekomst flexibel in. Aan gemeenten om daarbij het voortouw te nemen.

Een beweegvriendelijke omgeving nodigt mensen uit om te gaan sporten en bewegen. Deze omgeving heeft bijvoorbeeld minder liften, autowegen of loopbanden en meer wandel­ en fietspaden, aantrekkelijke speelvelden en verkeersveilige straten. Hoe aantrekkelijker de indeling van de buitenruimte, des te groter de kans dat mensen ook daadwerkelijk in beweging komen. Dat komt ten goede aan hun gezondheid. Regelmatig bewegen­ 30 minuten per dag verkleint immers de kans op het krijgen van diverse ziektes en maakt dat mensen gelukkiger en gemotiveerder zijn.

Bewoners en gebruikers centraal

Om een beweegvriendelijke omgeving te realiseren, moeten mensen en organisaties die betrokken zijn bij de inrichting van de buitenruimte in een vroeg stadium bij elkaar komen, zodat zij hun wensen en plannen op elkaar kunnen afstemmen. Bij de bouw van een nieuwe woonwijk bijvoorbeeld wil de projectontwikkelaar financieel gunstig bouwen, een mooie wijk en tevreden kopers. De gemeente wil dat een wijk wordt ingericht die past bij het gemeentelijk beleid. Voor de bewoners tenslotte, wegen verschillende persoonlijke motieven mee bij de keuze voor een woonwijk en woonhuis, zoals de keuze voor wonen in een stad of juist een dorp, een schuur in de tuin of voldoende slaapkamers voor alle gezinsleden. De bewoners en gebruikers staan centraal in de beweegvriendelijke omgeving. Een gezelschap van experts uit de werelden van ruimtelijke ordening, sport en bewegen kwam onlangs bijeen om kennis uit te wisselen over de voorwaarden voor het realiseren van een beweegvriendelijke omgeving. Het resultaat van deze kennisuitwisseling is een lijstje van vier adviezen voor een beweegvriendelijke omgeving, bedoeld voor collega’s van de experts. Dit zijn strategische en praktische aanwijzingen voor projectontwikkelaars, gemeenten, architecten en planners. En niet te vergeten voor de toekomstige bewoners van de wijk.

1. Breng alle betrokken partijen direct bij de start samen

Het eerste advies van experts is dat de gemeente, bewoners, planners en architecten vanaf de start van een project de koppen bij elkaar steken. Waarbij wensen, behoeften en obstakels open en bloot met elkaar worden gedeeld. Dit is de start voor echte participatie om te komen tot een beweegvriendelijke woonwijk waar het voor inwoners en passanten goed toeven is. Een sterk georganiseerd (plannings)systeem maakt het mogelijk om bijvoorbeeld faciliteiten voor sporten en bewegen goed te integreren in het ruimtelijk ontwerp. Een goed voorbeeld is de Vinex­wijk Houten­Zuid, die zo is aangelegd dat mensen worden gestimuleerd om meer te fietsen. Uit onderzoek blijkt dat meer mensen meer zijn gaan fietsen sinds ze in deze wijk wonen, onder meer door de inrichting van de fysieke omgeving. Beleid om het fietsen te bevorderen als een milieuvriendelijke en gezonde vervoerwijze bestaat meestal uit een mengeling van ‘push en pull’ maatregelen. Pushmaatregelen bestaan uit het minder aantrekkelijk maken van concurrerende vervoersmiddelen, bijvoorbeeld door hoge parkeerkosten en minder parkeermogelijkheden. Pull­maatregelen richten zich op het aantrekkelijker maken van fietsen, bijvoorbeeld door het aanleggen en verbeteren van fietspaden of door het verkleinen van wachttijden. Daarbij is de ruimtelijke inrichting een van de beschikbare beleidsinstrumenten.

2. Neem de bewoners serieus

Wie is eigenaar van de wijk? Is dat de gemeente, de projectontwikkelaar of de bewoner? Of misschien een vereniging van bewoners? In de samenleving, waar burgerparticipatie in veel gemeenten een speerpunt op de beleidsagenda is, moet een gemeente deze participatie faciliteren en de bewoners van de wijk begeleiden zodat zij zelf en samen tot goede ideeën komen om hun wijk prettig en leefbaar te maken. Een paternalistisch lokaal bestuur met de beste bedoelingen moet nu even diep ademhalen en ruimte geven aan de bewoners. Dit is voor veel lokale overheden een nieuwe uitdaging, maar er zijn genoeg goede voorbeelden. In Delft bijvoorbeeld, stelden buurtbewoners voor om een in een storm omgevallen boom te laten liggen en te gebruiken als speelplek voor kinderen. Voorheen had de gemeente de boom snel verwijderd om ongevallen te voorkomen, maar nu werd het voorstel omarmd en werd samen met de bewoners gekeken hoe de boom een veilig en aantrekkelijk speelattribuut kon worden.

3. Geef ruimte aan creativiteit en innovatie

De experts zijn het erover eens? om bovengenoemde adviezen goed uit te voeren, is het raadzaam om meer ruimte te geven aan creatieve ideeën en innovaties. Waarbij voor de inrichting van de openbare ruimte gebruik wordt gemaakt van nieuwe materialen en slim wordt nagedacht over het combineren van verschillende wensen en functies. De gemeente moet daarvoor procedures anders inrichten. De formele inspraakprocedures houden maar al te vaak creatieve ideeën tegen. En zo worden die in de kiem gesmoord. Een strakke planning opstellen mét voldoende lucht en ruimte voor vernieuwende ideeën? dat is een flinke uitdaging voor gemeenten, planners en architecten.

4. Richt wijken flexibel en toekomstgericht in

Tot slot, gemeenten en projectontwikkelaars moeten rekening houden met de levensloop van de wijk. Komen er jonge gezinnen te wonen, of worden de huizen gebouwd voor 55­plussers? De experts bevelen aan om de wijk flexibel in te richten, zodat die eenvoudig kan worden aangepast aan wensen van bewoners. De eigenaar (gemeente of projectontwikkelaar) moet regelmatig bij de bewoners toetsen wat het gebruik van de openbare ruimte en de voorzieningen is. Wordt bijvoorbeeld een speelveldje voor kinderen niet gebruikt, dan moet het mogelijk zijn om dit anders in te richten.

Gemeenten aan zet

Gemeenten moeten het voortouw nemen om de omgeving duurzamer en beweegvriendelijker in te richten. Het eerste advies is om de bewoners écht, vanaf de tekentafel te betrekken. Tegelijk met de planners, architecten en gemeenteambtenaren, zodat iedere partij een gelijke stem in kan brengen. De gemeente staat vervolgens aan het roer bij het planningsproces, maar moet loslaten om anderen de ruimte te geven. Hiermee wordt creativiteit aangemoedigd en zullen innovaties ontstaan. Tot slot is het raadzaam om het gebruik van de openbare ruimte te monitoren zodat de inrichting van de beweegvriendelijke omgeving aangepast kan worden.

Literatuurverwijzing: Rijn, J. van, & Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) (2014). Gemeenten aan zet voor een beweegvriendelijke omgeving. Ede: Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB).

Omschrijving