Het leervermogen van sportverenigingen
het transitieproces van individuele kennis naar organisatiekennis
De druk op sportverenigingen, vanuit overheden en sportbonden, neemt toe en zij worden steeds vaker als partner ingezet om bij te dragen aan het verwezenlijken van overheidsdoelen. Niet elke vereniging kan of wil daaraan bijdragen. Overheden zijn op zoek naar verenigingen die dit wel kunnen en willen. In dit onderzoek wordt het ‘leervermogen van een sportvereniging’ geconceptualiseerd om op die manier inzicht te verwerven in de ontwikkelingsmogelijkheden van een sportvereniging. In verenigingsmonitoren wordt in beeld gebracht hoe ‘vitaal’ verenigingen zijn. Daaruit kan afgeleid worden welke verenigingen in staat zijn om bij te dragen aan (overheids)doelen. De vitaliteitsstatus is echter een statisch gegeven. Dit zegt nog niks over de ontwikkelingsmogelijkheden waarover een vereniging beschikt om vitaler te worden of een bepaald vitaliteitsniveau te behouden. Vanuit de gedachte dat de sportvereniging een bepaald leervermogen moet hebben om zich voortdurend te kunnen ontwikkelen en zo te kunnen inspelen op veranderingen in haar context, wordt in dit onderzoek onderzocht hoe sportverenigingen hun leerprocessen precies vormgeven en welke factoren meespelen in de mate waarop een vereniging in staat is te leren. Onder het leervermogen wordt in dit onderzoek het vermogen verstaan waarmee sportverenigingen in staat zijn om individuele kennis te institutionaliseren.
Fysieke exemplaren |
||
Organisatie | Plaatsingskenmerk | Status |
---|---|---|
Mulier Instituut | MANA-TB-0001 | Beschikbaar |
Publicaties worden niet uitgeleend aan externen. Inzage op verzoek:
Mulier Instituuttel: 030-7210220
e-mail: info@mulierinstituut.nl