Sport en politiek
een kwalitatief onderzoek naar de betekenis die de centrale overheid geeft aan het Olympisch Plan 2028
Sport en politiek hebben reeds veel met elkaar van doen gehad. Verantwoordelijkheidsverdeling en bestuurlijke verhoudingen zijn historisch gegroeid. Ondanks deze vergroeiing, is sport niet wettelijk verankerd in het beleid en voeren de beleidsuitvoerders een redelijk autonoom beleid. Zowel het vorige kabinet, Balkenende vier, als het huidige demissionair kabinet Rutte omarmden het initiatief voor het binnenhalen van de Olympische Spelen in 2028. In het proces richting 2028 dient Nederland in 2016 te bepalen of het zich definitief kandidaat stelt voor de spelen in 2028. Ondanks de steun die beide kabinetten uitspreken, benadrukt het ministerie van VWS dat invulling en uitwerking van deze steun afhankelijk zijn van de rolopvatting van de verantwoordelijk minister. Wat is de waarde die we kunnen geven aan het woord ‘steun’ en welke consequenties heeft deze invulling voor de rol die de centrale overheid in Nederland speelt in het Olympisch plan 2028? Het geeft aan dat de relatie tussen sport en politiek dermate diffuus is en moeilijk te vatten in een duidelijke afbakening. Binnen dit onderzoek is het van belang dat er duidelijkheid komt over de wijze waarop de betrokken denken over de rol die de centrale overheid in Nederland speelt ten aanzien van het Olympisch Plan 2028 en daarmee de steun die de centrale overheid wil geven voor het binnenhalen van de Olympische Spelen. De bedoeling is om inzicht te verkrijgen in de wijze waarop de centrale overheid het Olympisch Plan wil steunen. De hoofdvraag is als volgt: Welke betekenis geeft de centrale overheid in Nederland aan het Olympische Plan 2028?